Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Naaman werd zeer toornig, en toog weg, en zeide: Zie, [23]ik zeide bij mijzelven: Hij [24]zal zekerlijk uitkomen, en staan, en den Naam des HEEREN, Zijns Gods, aanroepen, en zijn hand over de [25]plaats strijken, en [26]den melaatse ontledigen. 23. Anders, ik zeide: Tot mij zal hij zekerlijk uitkomen, enz. 24. Hebreeuws, uitkomende uitkomen. 25. Hebreeuws, bewegen. 26. Dat is, mij van mijn melaatsheid genezen. Anders, het melaatse; dat is, de melaatsheid wegnemen. Zie boven, vs.3.